Juist in deze moeilijke economische tijden doen veel mensen die onder het sociaal minimum zitten een beroep op de gemeente. Dat is hartstikke terecht, maar tegelijkertijd kan de gemeente niet veel meer gaan uitgeven aan de armoedevoorzieningen. Ook de gemeente moet het huishoudboekje op orde houden, net zoals de inwoners. Dus klinkt dan al snel het dreigende woord “bezuinigingen”.
In augustus 2014 ben ik in het huidige armoedebeleid gedoken en ontdekte ik dat het niet duidelijk is wat de effecten zijn van de gemeentelijke armoedevoorzieningen in Enschede. Dus ben ik flink op de trom gaan slaan: wij moeten weten wat het effect is van iedere voorziening voor de mensen in de stad. Zo kunnen we de meest effectieve voorzieningen behouden. Het geld dat besteed wordt aan minder effectieve zaken kunnen we dan besteden aan voorzieningen die wél het verschil maken. Zo betekenen we het meeste voor de mensen die ons nodig hebben.
Nu halverwege 2015 heeft de Rekenkamer haar onderzoek naar armoedebeleid gepubliceerd. Helaas is de effectiviteit van de verschillende armoede-instrumenten hierin niet in beeld gebracht. Gelukkig gaat het college hier wel mee aan de slag.