Wat is censuur? Welke eisen mogen sponsoren stellen aan culturele instellingen? Dit kwam voorbij bij het Cultuurdebat op 19 september 2015 bij Concordia.
Museum TwentseWelle verzorgde begin 2015 een tentoonstelling met een aantal museumstukken dat voor het eerst in Nederland te zien was. Jarenlange voorbereidingen met Turkse musea gingen vooraf aan “Kadınlar”. Een relletje ontstond bij het uitbrengen van de catalogus. De Turkse ambassadeur tekende voor het voorwoord van de catalogus en wilde niet dat de tekst van Fidan Erkiz erin zou staan. Dus verwijderde museumdirecteur Kees van der Meiden de column.
Daarmee zwicht de TwentseWelle voor censuur vanuit Turkije. Je kunt stellen dat we dat niet willen, Kunst & Cultuur en meningen moeten vrijelijk gebracht kunnen worden in Nederland. De andere kant van het verhaal is wel dat het Enschedese museum volledig afhankelijk is van de goede wil van Turkije. De Turkse ambassadeur die de column verwierp is simpel gezegd “eigenaar” van de museumschatten die TwentseWelle laat zien.
Vele aanwezigen bij het cultuurdebat doorzien dat het hele gebeuren ervoor zorgde dat Fidan Erkiz veel meer aandacht voor haar tekst kreeg dan in de catalogus het geval geweest zou zijn. De museumdirecteur bood haar aan een lezing te geven in het museum, en de tekst is op nog enkele andere plekken verspreid. Tel daarbij op de media-aandacht, en je zou haast denken dat de Turkse ambassadeur graag wilde dat de visie van Fidan Erkiz bekend werd bij een breder publiek. Dat is natuurlijk niet het geval, maar het laat zien dat slim handelen als reactie op een poging tot censuur kan leiden tot een situatie die voor alle partijen aanvaardbaar is.
Bij het cultuurdebat “Wie betaalt, bepaalt” kwamen daarnaast duidelijke voorbeelden voorbij. Zo gelastte de bibliotheek Almelo in 2013 een tentoonstelling af. Uraniumverrijker Urenco sponsort de bibliotheek en de bibliotheek wilde daarom geen ruimte bieden aan een “eenzijdige anti-Urenco tentoonstelling”. Urenco gaf overigens aan hier niets van te weten en te vinden dat we in een vrij land leven. En zo denk ik er ook over. Een bibliotheek, of welke gesubsidieerde/gesponsorde openbare instelling dan ook, zou niet zijn aanbod van activiteiten inhoudelijk moeten aanpassen vanwege de (vermeende) wil van de geldschieters. Ik denk dat het slimmer was geweest wanneer de bibliotheek ruimte had geboden aan de tentoonstelling, en tegelijkertijd nog een tentoonstelling of lezing had georganiseerd om een andere kant van de zaak te belichten. Dan vul je je openbare taak van informeren en debatteren pas écht goed in.
Het debat kwam helaas niet toe aan de rol van de overheid. Dat interesseert mij uiteraard nogal: in hoeverre vind je dat de overheid voorwaarden mag opleggen aan ontvangers van cultuursubsidie? Ik wil niet dat de overheid voorschrijft welke voorstellingen een theater wel en niet programmeert. Of dat de bibliotheek geen boeken van Reve en juist wel van Mulisch uit kan lenen. En ik wil al helemaal niet dat de overheid het Rode Boekje verbiedt of Pechtold als verplichte lesstof aanmerkt.
Maar wat te denken van het idee van staatssecretaris Nuis uit 1996 om orkesten te verplichten voor zeven procent muziek van Nederlandse componisten te spelen? Nuis’ bedoelingen waren ongetwijfeld goed, maar ik betwijfel of een overheid dit moet willen verlangen. Dan bemoei je je direct met de programmering, met de artistieke vrijheid. Aan de andere kant stimuleer je zo de Nederlandse componisten, dat is nobel. Maar bij mij blijft er dan toch iets knagen. Ik ben benieuwd wat anderen hiervan denken, en van de meer algemene vraag “Wat kan een overheid verlangen bij het geven van cultuursubsidie?” Misschien iets voor een volgend cultuurdebat?