Op 4 mei 2017 heeft de rechtbank de Regeling fosfaatreductieplan 2017 voor een aantal extensieve melkveehouders buiten werking gesteld. Dit kort geding is verdeeld over zes uitspraken met tientallen boeren. De vonnissen zijn goed leesbaar en geven een buitenstaander ook een mooi inzicht in de voorgeschiedenis van de fosfaatrechten. Ik probeer hier een samenvatting en de betekenis van deze uitspraken te geven. Mijn conclusie: de motie die ik samen met veehouders heb opgesteld sluit perfect aan bij het oordeel van de rechtbank. En let wel, deze uitspraak gaat alléén over de situatie in 2017. En dat is nu steeds het punt: mensen denken dat de problemen opgelost worden, maar we hebben het nog niet eens over 2018 en verder.
Voorgeschiedenis
Koemest bevat ondermeer nitraten en fosfaten. De EU-nitraatrichtlijn uit 1991 verplicht EU-lidstaten tot het terugdringen van vervuiling door nitraten. In Nederland is dit vooral vastgelegd in de Meststoffenwet. Iedere lidstaat mag jaarlijks maximaal 170 kilo stikstof (zeg maar nitraat) per hectare grond aanwenden. Als een land meer dierlijke mest wil uitrijden dan kan de Europese Commissie onder bepaalde voorwaarden een uitzondering maken. Dit afwijken van de Europese Nitraatrichtlijn heet “derogatie.”
Sinds 2006 maakt Nederland gebruik van derogatie om zo maximaal 250 kilo stikstof per hectare uit te kunnen rijden. De Europese Commissie heeft hieraan als voorwaarde gesteld dat de mestproductie niet boven het productieniveau van 2002 ligt. Dat betekent dat totaal maximaal 172,9 miljoen kilo fosfaat per jaar aan dierlijke mest mag worden geproduceerd. Deze uitzondering om meer dan de richtlijn te mogen produceren geldt tot eind 2017.
In 2014 is het totale fosfaatplafond niet overschreden, maar wel het fosfaatplafond dat voor de melkveesector geldt. Dus heeft het kabinet halverwege 2014 een “Wetsvoorstel verantwoorde groei melkveehouderij” ingediend om zo de melkveesector te beteugelen. Ook is in 2016 een stelsel van “grondgebonden groei” ingevoerd, het kabinet lichtte toe bij deze Algemene Maatregel van Bestuur Grondgebonden groei melkveehouderij:
“Grondgebonden veehouders kunnen in belangrijke mate voorzien in hun eigen ruwvoer, hebben – in geval van een huiskavel van voldoende omvang – mogelijkheden om hun veestapel te weiden en hebben afzetmogelijkheden voor hun eigen mest. Grondgebondenheid kan daarmee een belangrijke bijdrage leveren aan de realisatie van duurzaamheidsdoelen in de melkveehouderij. Het maatschappelijke draagvlak voor grondloze melkveebedrijven en voor volledige grondloze uitbreiding neemt af.”
Toch hebben in aanloop naar de afschaffing van het melkquotum op 1 april 2015 veel melkveehouders meer koeien genomen. Het totale fosfaatplafond is in 2015 en 2016 overschreden.
2 juli 2015 stelt het kabinet aan de Tweede Kamer een stelsel van fosfaatrechten voor alleen de melkveehouderij voor. De Europese Commissie oordeelde dat het invoeren van de fosfaatrechten staatssteun is. Want boeren krijgen deze fosfaatrechten toebedeeld op basis van het aantal koeien op 2 juli 2015; dat komt neer op het uitdelen van geld. Daarom is de invoering uitgesteld van 1 januari 2017 naar 2018. Om in 2017 de fosfaatproductie terug te dringen is in overleg met de zuivelsector een fosfaatreductieplan opgesteld. Een onderdeel is de “Regeling fosfaatreductieplan 2017” die op 1 maart van kracht is geworden en eind 2017 eindigt.
Het oordeel van de rechtbank
Deze vonnissen zijn voorzichtig en terughoudend opgesteld [toggle]omdat de rechter zich niet teveel mag bemoeien met politieke beslissingen en omdat het een voorlopig oordeel betreft. [/toggle][ttext]Dit verwoordt de rechtbank zo: “Het is bij uitstek de taak van de wetgever om bij het vaststellen van wet- en regelgeving alle in het geding zijnde argumenten en belangen tegen elkaar af te wegen, waarbij aan hem een grote mate van beleidsvrijheid toekomt. […] Er is dan ook geen plaats voor een eigen “volle” toetsing door de burgerlijke rechter.”[/ttext]
De rechter:
- stelt vast dat de Regeling fosfaatreductieplan 2017 een oplossing biedt voor een probleem waar biologische boeren feitelijk niet aan bijdragen. “Biologische boeren blijven met hun mestproductie immers onder de normen van de Nitraatrichtlijn zonder dat zij de derogatie daarvoor nodig hebben,” schrijft de rechtbank. Naar mijn idee gaat dit op voor alle boeren die extensief werken en onder alle normen blijven. Dus een veehouder die alle geproduceerde mest op het eigen land kwijt kan en daarbij met dat bemeste land niet boven de oorspronkelijke Europese Nitraatrichtlijn uitkomt. Dat is dus het plafond zonder de verhogende uitzondering, derogatie, die Nederland bedongen had bij de Europese Commissie.
- stelt dat boeren die vóór 2 juli 2015 onomkeerbare investeringsverplichtingen zijn aangegaan onevenredig worden benadeeld door de Regeling fosfaatreductieplan 2017. Want zij kunnen in 2017 niet meer uitbreiden, terwijl zij daar wel vanuit gingen vóór 2 juli 2015.
- maakt korte metten met het argument van de Staat dat de sector deze Regeling fosfaatreductieplan 2017 zelf gewild zou hebben. De rechter kan niet afleiden dat er overeenstemming was, sterker nog de rechter oordeelt dat als er overeenstemming zou zijn geweest, de hele Regeling overbodig zou zijn geweest. Ofwel, dat de Regeling is ingevoerd laat zien dat niet alle veehouders het hiermee eens zijn.
- acht de knelgevallenregeling beperkt en onvoldoende om tegemoet te komen aan de onevenredige last die de Regeling fosfaatreductieplan 2017 in de aangedragen gevallen veroorzaakt.
Met deze belangrijke argumenten stelde de rechter de Regeling fosfaatreductieplan 2017 buiten werking voor de boeren die het kortgeding hadden aangespannen. Ik hoop dat politici in Den Haag deze uitspraak ook goed bestuderen en wens hen daarbij veel wijsheid toe.